top of page

Post-Fossiel Gent: een terugblik op de expo


Eind februari 2018 publiceerde ik hier al een kort stukje over het belang van verbeelding bij het nadenken over de stad van de toekomst. Het was meteen ook de aankondiging voor de tentoonstelling ‘Post-Fossiel Gent’. Nu de expo achter de rug is, wil ik in een wat langer artikel de belangrijkste bevindingen delen.


Magisch realisme in Gent

In 2007 publiceerde Nassim Nicholas Taleb over het idee van de zwarte zwaan in het gelijknamige boek. Taleb gebruikt het concept om gebeurtenissen te benoemen die een grote impact hebben op de samenleving, maar die zich toch onverwacht aandienden. Denk bijvoorbeeld aan de aanslagen op de Twin Towers in NY. Stel dat er morgen een invasie van een buitenaards leger zou plaatsvinden, dan is dat ook zo’n ‘black swan event’.


Zou de klimaatverandering door mensen uit de toekomst ook als een ‘zwarte zwaan’ bekeken worden? Want hoewel de impact ervan wellicht erg groot zal zijn, kan moeilijk gesteld worden dat de klimaatverandering een onvoorziene gebeurtenis is. Hoe komt het dan dat we wereldwijd zo moeizaam schakelen om de gevolgen ervan zo beperkt mogelijk te kunnen houden?



Ziauddin Sardar, een Britse intellectueel en toekomstonderzoeker, geeft een voorzet. Voortbouwend op Talebs zwarte zwanen noemt Sardar de klimaatverandering een ‘zwarte olifant’. Zwarte olifanten zijn gebeurtenissen die erg waarschijnlijk en vaak voorspeld zijn, maar die toch door zeer velen genegeerd worden. Het concept is een onderdeel van de theorie van de ‘postnormale tijden’. Die stelt dat we beland zijn in een soort tussenperiode waarin bestaande modellen, praktijken en betekenisgevers stervende zijn, hoewel er zich nog geen nieuwe aandienden. Zo’n postnormale wereld wordt gekenmerkt door complexiteit, chaos en contradictie. Er heerst onzekerheid en onwetendheid, waardoor het nemen van beslissingen problematisch wordt en de staat van de planeet, de samenleving en de individuele mens verslechtert (Sardar 2010). In tijden van fake news, toenemende ongelijkheid, polarisering, robotisering en klimaatopwarming kan dat bekend in de oren klinken.


Het is een weinig positieve kijk op een samenleving waarin we geketend lijken aan een complex en onbegrepen heden dat ons beperkt in onze bewegingsruimte, of zelfs verlamt om de toekomst te maken. Maar hoe kunnen we dan loskomen van dit perspectief, en toch actie ondernemen?



Ik laat me graag inspireren door de verhalenbundel met de hier erg toepasselijke naam ‘De olifant verdwijnt’ uit 1993. Daarin voert Haruki Murakami verschillende hoofdpersonages op die allen eerder apathisch te noemen zijn, vastgeroest in een wereld waarop ze geen grip lijken te krijgen ('Soms wil ik iets doen, en dan zie ik niet langer wat het uitmaakt of ik het nu doe of laat.'). Dan laat Murakami iets schijnbaar onmogelijks gebeuren. Zo verdampt in het titelverhaal een olifant vlak voor de ogen van zijn eigenaar. Opeens is de olifant weg, zomaar.


"Op die manier maakt Murakami een bekend, maar gesloten en complex systeem weer open en creëert hij bewegingsruimte: alles wat men kan verbeelden, kan schijnbaar werkelijk worden."

Het is een ‘black swan event’: de protagonist noch de lezer zag dit aankomen; omdat het buiten het verwachtte ligt. Murakami creëert zo een variatie op de gekende werkelijkheid, waarin het gekende en het ongekende terloops met elkaar vervlochten worden. Vooronderstelde spelregels blijken opeens niet meer van toepassing. Op die manier maakt Murakami een bekend, maar gesloten en complex systeem weer open en creëert hij bewegingsruimte: alles wat men kan verbeelden, kan schijnbaar werkelijk worden. 


Murakami is een meester van het magisch realisme. Niet toevallig wordt het genre vaak gebruikt om dominante, vaak Westerse paradigma’s in vraag te stellen door een nieuw perspectief op de gekende werkelijkheid te geven (Hegerfeldt 2005, Warnes 2009). De tentoonstelling rond de post-fossiele stad maakt gebruik van hetzelfde mechanisme. Net zoals bij het magisch realisme komen twee werelden bij elkaar. De eerste wereld is de wereld die we kennen en van waaruit we denken. Het is, grof gesteld, een complexe, tegenstrijdige en daardoor ook erg verstikkende wereld waarin we weinig agency schijnen te hebben. Dan verandert de tentoonstelling over de post-fossiele stad de spelregels. Net zoals de olifant verdween in het kortverhaal van Murakami, verdwijnen opeens alle fossiele brandstoffen uit de stad. Gewoon, zomaar. Wat ontstaat is een tweede wereld. Een gekantelde, mogelijks bevreemdende versie van het gekende die niet verder in vraag gesteld wordt. Het is een open wereld met nieuwe mogelijkheden, die opnieuw vorm en betekenis kan krijgen.


"De belangrijkste vraag in dat proces is zonder twijfel welke toekomst iemand zelf als de meest wenselijke zou verkiezen."

Vanuit Foresight Gent zijn we sterk overtuigd van de kracht van dit soort benaderingen. Wie alternatieve toekomsten verbeeldt, wordt uitgedaagd om zich open te stellen voor nieuwe vragen, kansen en problemen. De belangrijkste vraag in dat proces is zonder twijfel welke toekomst iemand zelf als de meest wenselijke zou verkiezen. Vanuit dat perspectief kan de tentoonstelling een deel zijn van de strategische oefening die de visie voor stad en samenleving helpt vormgeven. En eens bedacht, kan je zo’n toekomstbeeld niet meer ont-denken. Dan wordt het een extra laag op je lezing en begrip van de werkelijkheid van vandaag; een oriëntatiepunt op de horizon. In postnormale tijden die complex, chaotisch en contradictorisch zijn, is dat erg waardevol. 


Enkele hypotheses over de impact van Post-Fossiel.Gent

De tentoonstelling kantelt dus de wereld zoals we die vandaag kennen, en laat op die manier toe om meer vrijuit te denken, ongehinderd door de complexiteit van het heden. Dat impliceert dat de impact van de tentoonstelling samenhangt met de mate waarin deelnemers en bezoekers konden loskomen van dat heden, en een mentale reis maakten naar zo’n mogelijke en wenselijke toekomsten. Omdat we geen onderzoek deden bij de bezoekers om deze impact te meten, beperk ik me tot enkele hypotheses en observaties hierover.



We maken een onderscheid tussen de finalisten en de bezoekers van de expo. De finalisten verdiepten zich, weliswaar in de beperkte tijd die ze hadden, in de mogelijkheden, kansen en uitdagingen van een post-fossiel Gent. Ze kregen tijd, geld en begeleiding om een toekomstbeeld te verbeelden en om die verbeelding te materialiseren op de tentoonstelling. In dit verhaal zijn zij de producenten, die een heel denk- en maakproces doorliepen om tot hun product te komen. Van alle betrokkenen bij het project Post-Fossiel Gent zijn zij vermoedelijk het diepst in een alternatieve, post-fossiele toekomst gedoken. We zouden dus ook kunnen vermoeden dat de impact van het project het grootst was op de kunstenaars, en dat hun ‘toekomstgeletterdheid’ het meeste toenam.


Waar de kunstenaars producenten waren, zijn de bezoekers consumenten die in interactie gingen met de negen reeds doorgedachte alternatieve toekomsten. De kunstenaars moesten vertrekken van een vraagstuk (‘hoe verbeeld jij de toekomst van Gent zonder fossiele brandstoffen?’), de bezoekers startten hun reis bij een reeks van negen antwoorden daarop. De impact van die verschillende startposities is ons echter onduidelijk. Aan de ene kant zou de diversiteit aan toekomstbeelden en presentatievormen de bezoeker gemakkelijk kunnen inspireren, aanspreken, doen reflecteren. Aan de andere kant kennen de bezoekers de toegevoegde waarde niet van het design thinking-proces dat de kunstenaars wel afwerkten. Bovendien zullen ook de bezoekers steeds nog een stukje van het werk moeten doen, omdat niet elk toekomstbeeld even voorgekauwd of makkelijk leesbaar was.


Daarmee kom ik tot een volgende observatie: het belang van de diversiteit aan toekomstbeelden. Het is de eerste regel van het toekomstonderzoek: de toekomst valt niet te voorspellen. Wie beweert dat te kunnen, dwaalt. Immers, voor we het goed en wel beseffen staat de volgende zwarte zwaan voor onze neus. Het is goed dat de tentoonstelling dit punt illustreert door verschillende mogelijke toekomsten naast elkaar te presenteren. Tijdens de permanentie bij de tentoonstelling, hoorde ook ik meermaals hoe bezoekers verschillende toekomstbeelden tegen elkaar begonnen af te wegen, en soms ook aanvulden. Het duidt wat mij betreft op het belang van de nevenschikking van verschillende mogelijke opties; gaande van utopisch of gericht op de lange termijn, over herkenbaar en het komende jaar te realiseren, tot ronduit apocalyptische toekomstbeelden waarvan je zou hopen dat ze nooit werkelijkheid worden.



Ook de vormelijke diversiteit bekijk ik als een meerwaarde, omdat de tentoonstelling daardoor de bezoekers op verschillende manieren kan meenemen op die mentale reis naar de toekomst. Het viel op hoe bepaalde bezoekers meer tijd namen bij de beeldschermen met foto’s over ‘smart textiles’ of het filmpje van Cow & Co, maar dan weer snel voorbij gingen aan de brieven uit 2050. Nog anderen voelden zich aangetrokken tot het auditieve van Klankstad en van City of Sounds and Silence. De bouwers konden aan de slag met de baksteenslingermachine van mPower Station. Elke installatie bediende op die manier een bepaald type bezoeker (zie ook Pekarik 2014).


Tot slot wil ik nog even stilstaan bij de locatie van Post-Fossiel.Gent. Anders dan in Utrecht en Den Haag, waar de expo opgesteld stond in het publiek toegankelijke stadskantoor, kozen we in Gent voor een zaal achteraan in de oude stadsbibliotheek. Dat gebouw wacht op grondige renovatie, maar wordt in afwachting van de start van de werken door allerhande organisaties en vzw’s gebruikt als uitvalsbasis, experimenteerruimte, pop-up locatie, concertzaal of eventsite. Hoewel we initieel liever een meer toegankelijke en door een breed publiek gefrequenteerde plek wouden (maar niet vonden); zijn we – terugblikkend – best tevreden over de locatie. Dat komt in de eerste plaats omdat het gelukt is om er de juiste sfeer op te roepen. De ruimte werd helemaal verduisterd, de vloer met zwarte folie overplakt. De installaties werden gepresenteerd in zwarte kasten met subtiele TL-lampen onderaan en met hier en daar een LED spot die blauwig licht gaf. Het geheel deed erg ondergronds aan, als in een mijn – een knipoog naar het delven van grondstoffen en datamining (‘data is the new oil’). Wie zijn weg vond naar de tentoonstelling had het gevoel even helemaal afgesloten te zijn van wat buiten gebeurde, van de gekende werkelijkheid, en waande zich erg makkelijk in een andere wereld. Het expositielandschap nodigde echt uit om de tijd te nemen, diep in de negen verschillende toekomstbeelden te duiken en erover te reflecteren. In vergelijking met Utrecht en Den Haag waren er dus veel minder bezoekers en slechts enkele toevallige passanten, maar de impact en mate van interactie van de gemiddelde bezoeker met de tentoonstelling is vermoedelijk wel veel hoger.




Wat we volgende keer anders zouden doen


Terugblikkend zijn we tevreden over de Gentse versie van de PFCC. We inspireerden eenentwintig kunstenaars om hun verbeelding van een post-fossiel Gent te delen, en mochten net geen vijfhonderd bezoekers ontvangen op de tentoonstelling. Hoewel we geen impactmeting deden, veronderstellen we wel dat we velen onder hen konden inspireren en lieten nadenken over een voor hen wenselijke toekomst voor onze duurzame stad.


Zelf leerden we ook veel uit het proces, niet het minst wat de niet te onderschatten organisatorische en logistieke dimensies van dergelijke projecten betreft. Verder deden we een eerste, positieve ervaring op met de invalshoek van de kunsten en konden we ons Foresight-verhaal brengen tot bij burgers en artistieke organisaties die ons nog niet kenden. Hieruit zijn nu al nieuwe samenwerkingen aan het ontstaan.


Toch zijn er ook enkele zaken die we, moesten we de kans krijgen om het traject opnieuw te lopen, wellicht anders zouden doen. In de eerste plaats wat looptijd van het project betreft. We lanceerden de wedstrijd op 18 februari 2018, de expo zelf opende al op 18 mei 2018. Op die twaalf weken moesten de ideeën bedacht, ingestuurd, geselecteerd, verder conceptueel uitgewerkt en gebouwd worden en worden ingepast in het tentoonstellingslandschap. Achteraf bekeken was deze doorlooptijd veel te kort. Dat maakte niet alleen dat er organisatorisch veel druk op de ketel stond; maar vooral ook dat de kunstenaars zich niet volledig konden onderdompelen in een postfossiel Gent. Sommige kunstenaars zeiden ons dat ze nog veel ideeën hadden om meer betekenislagen in hun werk te leggen, maar dat het hen aan tijd ontbrak. 


Indien die extra projecttijd er zou zijn, kan de tentoonstelling ook als vertrekpunt en inspiratie dienen om een coalitie van pioniers samen te brengen en met hen een volgend, toekomstgericht project voor een postfossiel Gent uit te werken. Dit ‘activeren’ van mensen met de hefbomen om een wenselijke toekomst mee mogelijk te maken (beleidsmakers, doeners, mensen met goesting, met veel sociaal en/of financieel kapitaal…) deden we nu niet. Bij deze editie wouden we immers vooral de toekomstgeletterdheid van de bezoekers verhogen, en aanzetten tot nadenken over de wenselijkheid van toekomsten voor de stad zonder fossiele brandstoffen. Op basis van de beperkte observaties tijdens de permanentie bij de tentoonstelling en op basis van enkele korte gesprekjes met bezoekers, zijn we daar wel in geslaagd. Maar de ideeën en actiebereidheid van de bezoekers werden nu niet geoogst of gepeild. Hier ligt dus nog een opportuniteit om van de tentoonstelling geen eindpunt van een traject, maar meteen ook het begin van een volgend traject te maken.


Tot slot, en voortbouwend op het vorige punt, kom ik nog even terug op de observatie dat de ‘mentale reis’ naar de toekomst wellicht het grootst was bij de kunstenaars. Zij maakten immers een heel design-thinking traject door en kwamen zelf met een mogelijk toekomstbeeld. Dit suggereert dat de meeste meerwaarde te vinden is in het deelnemen aan het creatief proces. Bij een volgende editie zou er daarom gekozen kunnen worden om dit project meteen met de te activeren mensen te doorlopen, in plaats van met kunstenaars.


Joris Wauters


Post-Fossiel.Gent was een samenwerking tussen Foresight Gent (Digipolis Gent), Stad Gent en de Urban Futures Studio van Universiteit Utrecht. De tentoonstelling werd ontworpen door Céline de Waal Malefijt en Lion Zeegers van Studio Lonk. De expo liep tussen 18 en 28 mei 2018 in NEST Gent.

Een verkorte versie van deze tekst verscheen in het cahier ‘De Post-Fossiele Stad – Een zoektocht door verbeelding’, uitgegeven door de Urban Futures Studio (redactie: Peter Pelzer, Vivian Toemen & Wytske Versteeg).


Referenties

TALEB, N. N. (2007). The Black Swan - The Impact of the Highly Improbable. Random House, New York.

HEGERFELDT, A. (2005). Lies that Tell the Truth. Magic Realism Seen Through Contemporary Fiction from Britain. Rodopi, Amsterdam.

MILLER, R. (2007). Futures literacy: A hybrid strategic scenario method. In: ‘Futures’, 39(4), pp. 341-62.

MURAKAMI, H. (1993, vertaling 2015). De olifant verdwijnt. Atlas Contact Uitgeverij, s.l.

PEKARIK, A. et al. (2014). IPOP: A Theory of Experience Preference. In: ‘Curator. The Museum Journal’, 57(1), pp. 5-27.

SARDAR, Z. (2010). Welcome to postnormal times. In: ‘Futures’, 42(5), pp. 435-44.

WARNES, C. (2009). Magical Realism and the Postcolonial Novel. Between Faith and Irriverence. Palgrave MacMillan, Basingstoke. 

18 weergaven0 opmerkingen
bottom of page